Een rede die zich niet laat schrijven,
mijn denken dat weigert te zwijgen
lijkt op een veelkoppig publiek,
maar hun gezant krijgt geen repliek
gemaakt van die kakofonie,
laat zich van zijn apropos nie'
brengen en proclameert prompt
poëzie -en 't geroezemoes verstomt:
"Mijne mensen, hoort één van u
u toespreken in 't hier en nu
en ken de vluchtigheid van 't woord
dat weg is voor u 't hebt gehoord!
Ik neem mijn bolhoed voor u af
om 't oor dat u zoëven gaf
en hopelijk zal blijven lenen
totdat ik voor u ben verdwenen.
Mijn jas hang 'k op, stok zet ik weg
alvoor ik u mijn zegje zeg,
mijn handschoenen leg ik hier neer
en past u op mijn beurs, meneer?
Pardon, maar om mijn zere kuit
trek ik toch ook mijn schoenen uit.
Blootsvoets kan ik wat beter aarden,
en 't past bij een gedicht van waarde.
Mevrouw, mijn blouse, mijn pantalon,
als u die bij u houden kon
en jongeman daar in de hoek,
hier zijn mijn hemd en onderbroek."
De menigte was sprakeloos
en hun gezant, die zweeg een poos,
liep terug naar 't midden van de planken
om buigend zijn publiek te danken.
"Mevrouw, meneer en wat dies meer zij,
vergeef mij da'k mij voor u neervlij
op deze harde plankenvloer,
maar 'k ben 't gewend, zijnde uw hoer.
Ik heb zo lief hoe u mij naait,
mij voor uw puike plannen paait,
mij toont wat Waardig Leven is
tot in onze verdoemenis.
U heer, met grijze snor, gekruld,
u kent de lengte van mijn -duldt
deze massa met zijn air
van flair zo een vocabulair
van één van hen, te weten mij,
als stem van u en jou -en jij
daar achterin, goed uit het zicht,
voldoe ik voor jou aan mijn plicht?
Ziehier mijn aars, 't is niet gewoon,
ik weet het, dat ik u die toon
en dan nog vraag of het u schikt
dat u die één voor één eens likt."
De schrikgezichten van mijn ikken
vertrekken tot behouden blikken,
maar niemand die 'n reactie lijkt
te weten voor waar die naar kijkt.
Wat was de reden van de rede
ook alweer? Ach ja: de zeden.
Een bede om verheldering
van buiten af en binnen in.
"U zwijgt, dans cul, maar 'k smeek, sta op,
steek dan uw tongen uit en stop -
u weet hoe, 'k deed het vaker voor.
O, niet? Laat mij nu dan opstaan en hoor:
"Eén van ons is het.
De verrader,
de zondaar,
huichelaar!
Eén van ons!
Eén van ons doet het.
De wandaad,
de misstap,
moordenaar!
Eén van ons!
Maar zwijg maar.
Eén van ons is het.
De verleider,
de veinzer,
bemiddelaar.
Eén van ons.
Maar zwijg maar.
Eén van ons is het.
De hoeder,
aartsvader,
oermoeder.
Eén van ons.
Eén van ons zegt het.
Als ons.
Als ons antwoord
aan die ander.
Eén als ons.
Laat het mij zijn.""
Zwijg en staar.
pepé: lettermenger.