O,
één wordend
ontziet ons drieën
tot het fundament vier
voor ons wordt gelegd.
O staat op,
valt uit
één.
Vorm
eens waargenomen
omvat de norm
van één en O.
Geen steen is steen
voor een oog
gesloten nog
open.
O
draait zo,
bouwt, behoudt, breekt,
beweegt om het bewegen
het leven uit dood
groot in klein
vrij opgesloten
wezen.
Tijd
amper verstreken
als een vonk
ontspringt en jij ontstaat
hoewel een naam gegeven
jij geenszins bent
hoe jij
heet.
Zo
is O
ook geen naam,
noch steen of lichaam:
Hier reflecteert ons ervaren
in de ontelbare
kwaliteiten van
zijn.
Wat
zie jij
wie jou ziet?
Jullie vormen een inzicht,
jullie kijken, kijken weg,
Nu genoemd, beleven
daar een
samen.
O!
Jij liefde!
Jij weerkaatste spiegeling!
In deze wijdopen ogen,
een bewogen blik, verblindde
jouw licht mij
nimmer zo
klaar!
Want
ik weet,
jij bent mijn
droom, in stof gewikkeld.
Wanneer ik jou uitkleed
gaan mijn handen
door jou
heen.
Toch
hoor ik
overal jouw naam,
zie ik in alles
jouw en mijn essentie
gedragen door leven
door sterven
gaan.
Ons
één zijn
ontvouwt in drieën,
waarna het fundament vier
voor ons wordt gelegd.
Wij staan op,
vallen in
O.
pepé: lettermenger.