zaterdag 3 maart 2012

Vliegje.


Er vloog een vlieg hier door het huis.
Hij vloog van douche naar het fornuis
in drie seconden!
En was de deur in’t slot gedaan,
dan had ‘ie wel een open raam
altijd gevonden.

De mensen hadden flink veel last
van’t vliegje dat de voorraadkast
soms grondig afzocht
naar wat te eten, kaas of brood.
Of dan liep ‘ie op iemands schoot,
wat zeker niet mocht!

Ze hadden zelfs een vliegenmepper
die af en toe met hels geklepper
vlieg flink deed schrikken.
Hij vloog vlug naar een hoge plek,
maar kreeg al snel weer grote trek
in wat te bikken.

“Gunt niemand mij dan een plezier?”
dacht vlieg als hij weer daar of hier
een mep ontvluchtte.
“Wat is een vliegenleven zwaar
als niemand je, ’t is eerlijk waar,
kan lij’n of luchten,

Want zit je even ergens stil;
Pats! Gil! Vlieg op! In zo’n huis wil 
toch niemand blijven?”
Vlieg vloog naar de boekenkast toe
en zag vanaf een heel dik boek
een meisje schrijven.

En vlieg, nieuwsgierig als de pest,
deed daarvanaf heel goed zijn best
om het te lezen.
Maar het lukte niet, dus trad hij
heel voorzichtig op de bladzij,
niet zonder vrezen!

Hij las over een boerenland
en peren in een grote mand.
“Het zijn vast zoete,”
zo leefde vlieg zich hong’rig in
en hopte naar de laatste zin
onder z’n voeten.

Daar zag het meisje vliegje lopen
en deed haar ogen heel wijd open
om goed te kijken.
“Maar Oh! ‘k wist niet dat’n vlieg van zo
dichtbij - Dat vliegen zó beto-
verachtig lijken!”

Dit hoorde vliegje en inene
was zijn droevigheid verdwenen.
Iemand vond hem mooi,
dus was z’n leven toch geen zonde!
Hij vloog voor haar een liefdesronde.
Iemand vond hem mooi!


pepé: lettermenger

Geen opmerkingen:

Een reactie posten