dinsdag 13 maart 2012

Kroos.

Op ooghoogte van klaver vier,
mijn huid vol beten mug en mier,
trekt zomerschemer weg in nacht,
een oehoe huilt, eendenjong lacht.

Ik lig, ben aarde, haar is gras
hier aan de afgelegen plas.
Niemand weet nu waar ik ben
die mijn eigen aard niet ken

dus wie is dit eigenlijk
ongemist mist rijkelijk
onttrekt elk levend oog het zicht
van ongeacht ook wat waar ligt?

Het water achter 't klaverblad
wordt 'dra mijn laatste adembad,
ontkleed ontdaan van leven naakt
als denkstof ook is losgeraakt

dan wordt mijn rest er ingerold
ik kijk kijk ik mijn waanbeeld solt
een tel nog met mijn spiegelbeeld
dat grijnzend zich tot kroos opdeelt

op ooghoogte van klaver vier,
de nacht verruild voor zonnesier
mist opgetrokken, lucht is zacht
en niemand huilt, eendenjong lacht.


pepé: lettermenger.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten